ECLI:NL:HR:2012:BV8251
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de inleidende dagvaarding wegens nietigheid bij verzending naar buitenlands adres
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de geldigheid van een inleidende dagvaarding die naar een buitenlands adres van de verdachte in Curaçao zou zijn verzonden. De verdachte, geboren in 1978, had zich op 11 september 2007 uitgeschreven uit Nederland en was naar Curaçao verhuisd. De Hoge Raad oordeelde dat de inleidende dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend, omdat noch de akte uitreiking, noch de kopie van het register voor aangetekende verzendingen bewijs leverden dat de dagvaarding naar het adres in Curaçao was verzonden. Dit was in strijd met artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat de dagvaarding op de juiste wijze moet worden betekend.
De Hoge Raad vernietigde het oordeel van het Hof dat de dagvaarding geldig was betekend, en stelde vast dat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting in eerste aanleg, aangezien hij niet was verschenen. De Hoge Raad concludeerde dat de eventuele nietigheid van de dagvaarding niet kon worden gedekt door de vaststelling van het Hof dat de verdachte op de hoogte was van het tijdstip van de terechtzitting. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de inleidende dagvaarding nietig, waarmee de zaak terugverwezen werd naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de correcte betekening van dagvaardingen, vooral wanneer het gaat om verdachten die zich in het buitenland bevinden. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten zijn, ook in gevallen waarin de verdachte niet aanwezig is bij de zitting.