ECLI:NL:HR:2012:BV3409
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [verzoeker] tegen de Staat der Nederlanden. Het cassatieberoep was ingesteld na een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 september 2011, waarin de rechtbank een eerdere beslissing had genomen. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
Het verzoekschrift tot cassatie is op 1 december 2011 ingediend, maar het verschuldigde griffierecht is pas op 5 januari 2012 ontvangen door de Hoge Raad. Volgens artikel 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken had het griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift voldaan moeten zijn, wat betekent dat de betaling uiterlijk op 29 december 2011 had moeten plaatsvinden. De Hoge Raad oordeelt dat de te late betaling van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, zoals bepaald in artikel 282a lid 2 in verbinding met artikel 427b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De advocaat van [verzoeker] heeft in een brief van 5 januari 2012 aangegeven dat er miscommunicatie was over de betaling van de griffierechten en heeft verzocht om het verzuim als verschoonbaar te beschouwen. De Hoge Raad wijst dit verzoek af, omdat de advocaat geacht wordt op de hoogte te zijn van de termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan. De omstandigheden die in de brief zijn aangevoerd zijn onvoldoende om een beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.