ECLI:NL:HR:2012:BV3407

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04460
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om teruggeleiding onder het Haags Kinderontvoeringsverdrag zonder weigeringsgrond

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/04460. Het betreft een verzoek om teruggeleiding van een kind onder het Haags Kinderontvoeringsverdrag. De vader, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen de eindbeschikking van het gerechtshof te Leeuwarden. De Centrale Autoriteit, die optreedt namens de moeder, wonende in Duitsland, heeft geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Leeuwarden en het gerechtshof, waarin de feiten van de zaak zijn uiteengezet. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de vader, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

23 maart 2012
Eerste Kamer
11/04460
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE CENTRALE AUTORITEIT (als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990, Stb. 202),
gevestigd te 's-Gravenhage,
mede optredend namens [de moeder],
wonende te [woonplaats], Duitsland
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader, de Centrale Autoriteit en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 110533/FA RK 11-281 van de rechtbank Leeuwarden van 18 februari 2011;
b. de beschikking in de zaak 387886/FA RK 11-1389 van de rechtbank Leeuwarden, nevenzittingsplaats 's-Gravenhage van 8 april 2011;
c. de beschikkingen in de zaak 200.085.983 van het gerechtshof te Leeuwarden van 17 mei 2011 (tussenbeschikking) en 9 september 2011 (eindbeschikking).
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Centrale Autoriteit en de moeder hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 23 maart 2012.