ECLI:NL:HR:2012:BV1862

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00473
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van de vaststelling van een Ninbi-beschikking voor heffing van bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, Frankrijk, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 maart 2010, nr. 09/00459. De zaak betreft de vaststelling van een Ninbi-beschikking met betrekking tot de heffing van bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet door het College voor Zorgverzekeringen (CvZ). Belanghebbende ontving op 23 februari 2007 een formulier Opgaaf Wereldinkomen voor het jaar 2006, waartegen hij bezwaar maakte. De Inspecteur handhaafde de beschikking over het niet in Nederland belastbaar inkomen voor het jaar 2006, wat leidde tot een rechtsgang. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep tegen het uitblijven van de uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk, maar verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur gegrond en vernietigde deze. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Hof, dat zowel het hoger beroep van de Inspecteur als het incidenteel hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaarde. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, en het bezwaar tegen de uitreiking van het formulier werd niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende stelde cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van belanghebbende, die stelden dat de heffing in strijd was met Europees recht, niet tot cassatie konden leiden. De overige klachten werden eveneens ongegrond verklaard. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken op 27 januari 2012 door de raadsheren C. Schaap, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

27 januari 2012
nr. 10/00473
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Frankrijk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 maart 2010, nr. 09/00459, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 8a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, alsmede de uitreiking van een formulier Opgaaf Wereldinkomen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is op 23 februari 2007 een formulier Opgaaf Wereldinkomen voor het jaar 2006 (hierna: het formulier) uitgereikt. Belanghebbende heeft tegen de uitreiking van het formulier bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 10 december 2007 heeft de Inspecteur het niet in Nederland belastbaar inkomen voor het jaar 2006 vastgesteld, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 08/3743) heeft het beroep tegen het uitblijven van de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de uitreiking van het formulier niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur gegrond verklaard, en deze uitspraak alsmede de beschikking vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, het beroep tegen het uitblijven van de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar tegen de uitreiking van het formulier gegrond verklaard, het bezwaar tegen de uitreiking van het formulier niet-ontvankelijk verklaard, en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Naar aanleiding van de conclusie van dupliek heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk daarom geen acht.
3. Beoordeling van de klachten
Een aantal klachten gaat uit van de opvatting dat de heffing van bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet in het geval van belanghebbende in strijd komt met de regels van Europees unierecht. Die klachten kunnen niet tot cassatie leiden (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 december 2011, nrs. 08/1714 ZFW en 08/1717 ZFW, LJN BU7125).
De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2012.