ECLI:NL:HR:2012:BV1043

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04185
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen faillietverklaring en pluraliteitsvereiste in insolventierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een faillietverklaring. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B. Baumgarten, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Arnhem van 18 mei 2011, waarin de faillietverklaring was uitgesproken. De eiser heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de zaak enkel op basis van de ingediende stukken is beoordeeld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiser tegen het arrest van het hof behandeld. De in het middel aangevoerde klachten zijn door de Hoge Raad niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de faillietverklaring in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en is van belang voor de interpretatie van het pluraliteitsvereiste in het faillissementsrecht.

Uitspraak

24 februari 2012
Eerste Kamer
11/04185
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 212757/FT RK 11/377 (insolventienummer 11/250F.) van de rechtbank Arnhem van 18 mei 2011;
b. het arrest in de zaak 200.087.932 van het gerechtshof te Arnhem van 8 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 24 februari 2012.