1 De vier andere vennootschappen zijn Lemonie Beleggingen B.V., [B] B.V., Lowlands Beheer B.V. en Daro Vastgoed B.V. Het faillissement van de drie laatstgenoemde vennootschappen is uitgesproken op verzoek van (alleen) de Ontvanger.
2 Het voorliggende cassatieberoep heeft dan ook samenhang met de procedures met zaaknummer 12/01538, 12/01540, 12/01541 en 12/01542.
3 De cassatierekesten zijn op 20 maart 2012 per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen, derhalve binnen de in art. 12 lid 1 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen.
4 Zie bijvoorbeeld Mon. Privaatrecht 2 (Buchem-Spapens Pouw), blz. 10.
5 HR 19 april 1974, LJN AB5283, NJ 1974, 345.
6 Zie HR 11 juli 2008, LJN BD3705, NJ 2008, 404, rov. 3.5.
7 Zie par. 1.5 van de conclusie van A-G mr. Wesseling-van Gent vóór HR 24 februari 2012, LJN BV1043, RvdW 2012, 359.
8 Ik merk op dat onderdeel 2.6 uitgaat van dezelfde verkeerde rechtsopvatting als onderdeel 3, namelijk dat ten tijde van de procedure blijkende feiten en omstandigheden niet aan een faillietverklaring ten grondslag kunnen worden gelegd. Onderdeel 2.6 wordt dan ook door hetzelfde lot getroffen als onderdeel 3.
9 Zie bijvoorbeeld J.J. Vetter, P.J. Wattel, M.H.M. van Oers, Invordering van belastingen (2009), nr. 1304 met verwijzingen.
10 N.H.M. van Oers, De doorstart van een NV/BV bij insolventie (2007), blz. 342.
11 Volgens Vetter, Wattel en Van bevat de Instructie "soms ook beleidsregels". Zie J.J. Vetter, P.J. Wattel, M.H.M. van Oers, Invordering van belastingen (2009), nr. 107.
12 Zie voor meer informatie over beleidsregels in het (formele) belastingrecht: bijv. M.W.C. Feteris, Formeel Belastingrecht (2007), par. 1.4.7; J.J. Vetter, P.J. Wattel, M.H.M. van Oers, Invordering van belastingen (2009), nrs. 107 en 1608.
13 Blijkens blz. 4 van het proces-verbaal van de behandeling ten overstaan van het hof op 1 maart 2012, heeft de raadsman van de Ontvanger aangegeven - op de vraag waarom de toestemmingsaanvraag niet is overgelegd - dat het niet gebruikelijk is dat de aanvragen worden overgelegd: "De fiscus vraagt een aantal keren per jaar faillissement aan. De aanvraag tot het verkrijgen van toestemming van het Ministerie van Financiën wordt nooit overgelegd."
14 Worden de processtukken erop nageslagen, dan blijkt dat in par. 1.9 van de pleitnotities van Mr. Muller van 1 maart 2012 melding wordt gemaakt van het feit dat de Ontvanger in eerste aanleg "de feiten niet goed voor ogen had, onder meer toen bleek dat de openstaande belastingschuld aanmerkelijk afweek van zijn eigen opgave". In par. 1.5 van het beroepschrift en in par. 1.7 van de pleitnotities van Mr. Muller van 1 maart 2012 wordt het aantal werknemers van de groep ingebracht.
15 Onderdeel 2.7 beroept zich nog op de verhaalsmogelijkheden, het resultaat van de ingestelde vervolgingen en de executiewaarde van de vermogensbestanddelen waarop verhaal mogelijk is. Onderdeel 2.9 brengt het op te nemen beoogde doel van het faillissement te berde. Deze omstandigheden zijn evenwel niet terug te vinden in de dingtalen van de feitelijke instanties.