ECLI:NL:HR:2012:BU7670
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over tijdigheid van ontnemingsvordering in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/03679 P. Het betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 maart 2010, waarin een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1967, had een ontnemingsvordering ontvangen van de Officier van Justitie op 28 december 2005, welke vordering tijdig was ingediend binnen de termijn van artikel 511b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gezien de uitspraak in eerste aanleg op 25 mei 2004. De verdediging stelde dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat deze na intrekking van de oproeping op 3 februari 2006 opnieuw was ingediend op 25 april 2007, wat volgens hen de termijn overschreed. Het Hof oordeelde echter dat de intrekking van de oproeping niet betekende dat de ontnemingsvordering zelf was ingetrokken, en dat de vordering van 28 december 2005 haar betekenis niet had verloren. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de vordering tijdig was ingediend en dat de argumenten van de verdediging niet opgingen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij werd vastgesteld dat de ontnemingsvordering niet als 'nieuw' kon worden beschouwd, aangezien deze gelijkluidend was aan de eerdere vordering.