ECLI:NL:HR:2012:BU7627
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1963, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin een gevangenisstraf was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. G. Meijers, had middelen van cassatie voorgesteld, die in de schriftuur zijn opgenomen. De Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat één van de voorgestelde middelen geen middel is in de zin van de wet. Echter, het middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn slaagde wel, wat leidde tot een strafvermindering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot 28 maanden. De overige middelen werden verworpen op basis van artikel 81 RO, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 32 maanden moest worden verminderd. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz.