ECLI:NL:HR:2012:BU5607
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoekers in cassatie wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, wonende op verschillende adressen, beroep ingesteld tegen de beschikkingen van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verzoekers hebben op 18 april 2011 een verzoekschrift tot cassatie ingediend tegen de beschikkingen van het hof van 10 november 2010 en 19 januari 2011. Het griffierecht dat door de verzoekers verschuldigd was, is echter pas op 17 mei 2011 door de Hoge Raad ontvangen, terwijl de wettelijke termijn voor betaling op 16 mei 2011 afliep. Dit leidde tot de vraag of de verzoekers ontvankelijk waren in hun cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2012 geoordeeld dat de verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun beroep. De Hoge Raad baseerde deze beslissing op artikel 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, waarin is bepaald dat het griffierecht binnen vier weken na het indienen van het verzoekschrift moet zijn bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad. De verzoekers hebben deze termijn overschreden, wat hen niet in staat stelde om hun beroep voort te zetten.
De advocaat van de verzoekers heeft in een brief van 23 november 2011 omstandigheden aangevoerd die volgens haar zouden moeten leiden tot een uitzondering op de regels omtrent de griffierechten. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de bepalingen van de wet buiten toepassing te laten. De Hoge Raad heeft de verzoekers derhalve niet-ontvankelijk verklaard in hun cassatieberoep, wat betekent dat hun verzoek niet verder in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is een bevestiging van de strikte naleving van de termijnen die zijn gesteld in de wetgeving omtrent griffierechten.