ECLI:NL:RBROT:2013:BZ3237
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule bij te late betaling van griffierecht
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om de betaling van griffierecht door eiser, wonende te 's-Hertogenbosch, in een civiele procedure tegen de besloten vennootschap Infra-Techniek B.V., gevestigd te Rotterdam. Eiser had een bedrag van € 554 aan griffierecht verschuldigd, maar door een typefout was slechts € 544 overgemaakt. Dit leidde tot een te late betaling van het griffierecht, wat volgens de wet zou kunnen resulteren in ontslag van de gedaagde van de instantie. Eiser verzocht de rechtbank om toepassing van de hardheidsclausule, omdat de fout het gevolg was van een administratieve vergissing en het financiële belang van de fout relatief gering was.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) iedere verschenen partij in een civiele procedure griffierecht verschuldigd is. De eiser moet ervoor zorgen dat het griffierecht binnen vier weken na de eerste dag van de procedure is betaald. De rechtbank constateerde dat het griffierecht pas na deze termijn was ontvangen, maar dat de oorzaak van de te late betaling een typefout was. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de geringe financiële impact van de fout en het belang van eiser bij toegang tot de rechter, aanleiding gaven om de hardheidsclausule toe te passen.
Uiteindelijk besloot de rechtbank dat Infra-Techniek niet van de instantie zou worden ontslagen, omdat dit zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De zaak werd verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord, waarbij de rechtbank iedere verdere beslissing aanhield. Dit vonnis benadrukt het belang van toegang tot de rechter, zelfs in gevallen van administratieve fouten, en de noodzaak om de gevolgen van dergelijke fouten in een breder perspectief te plaatsen.