ECLI:NL:HR:2012:BU5284
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van proeftijd en taakstraf in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had beroep ingesteld tegen de vastgestelde proeftijd van drie jaren en de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte een proeftijd van drie jaren had vastgesteld, aangezien de wet (art. 14b.2 (oud) jo 14c.1 (oud) Sr) slechts een maximale proeftijd van twee jaren toestaat. Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de opgelegde taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis onterecht waren. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de proeftijd en de opgelegde taakstraf, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad heeft de proeftijd vastgesteld op twee jaren en het aantal uren taakstraf verminderd naar 114 uren, subsidiair 57 dagen hechtenis. Tevens werd het beroep voor het overige verworpen.
De zaak betreft een verdachte die in 1957 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De advocaat van de verdachte, mr. J.C. Oudijk, had middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad heeft de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM overschreden, wat ook heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de proeftijd en de redelijke termijn in cassatieprocedures verduidelijkt.