ECLI:NL:HR:2012:BU3983
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van de maatstaf bij klaagschrift inzake inbeslaggenomen geldbedragen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klaagster, die in beroep ging tegen de beslissing van de Rechtbank over de teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen. De Rechtbank had het beklag ten aanzien van een bedrag van € 800,- gegrond verklaard, maar het beklag ten aanzien van een bedrag van € 5.400,- ongegrond verklaard. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad benadrukt dat bij een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering de rechter moet vaststellen of de klager als eigenaar van het in beslag genomen voorwerp moet worden aangemerkt. Indien dit het geval is, moet de rechter ook onderzoeken of de situatie van artikel 94a, derde of vierde lid, van toepassing is. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de maatstaf bij de beoordeling van klaagschriften in het strafrecht.