2.4.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Haaglanden, nr. PL1512/2008/38036-102, d.d. 22 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 22 juli 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [slachtoffer] (blz. 83 t/m 85):
In coffeeshop [A] zat [verdachte] rechts van mij op het bankje. Wij zaten redelijk dicht tegen elkaar aan. Ik zei tegen [verdachte] dat ik € 1.150,-- wilde hebben, maar dat ik tevreden zou zijn met € 800,--. [Verdachte] zei tegen mij: "Wil je niet verder naar beneden gaan". Ik zag vervolgens in een flits dat zijn rechterhand naar zijn heuptasje ging. Ik dacht op dat moment dat [verdachte] mijn geld zou pakken. Echter nadat [verdachte] het heuptasje had geopend, kwam er een pistool uit. Zonder iets te zeggen, drukte [verdachte] het pistool tegen de rechterzijde van mijn buik. Ik hoorde een luide knal, tegelijkertijd voelde ik een hevige stekende pijn in mijn buik. [Verdachte] had mij neergeschoten. De kogel heeft mijn lever, dikke darm en drie stukken van mijn dunne darm geraakt.
2. Een geschrift, genaamd een aanvraagformulier medische informatie d.d. 20 juli 2008, ondertekend op 1 augustus 2008 door de geneeskundige R.A. van Dijk. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 374 en 375):
Medische informatie over:
[Slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1968, die op 19 juli 2008 betrokken is geweest bij een schietpartij.
In te vullen door de geneeskundige:
A. Uitwendig waargenomen letsel.
Tweetal schotverwondingen in de buik. Ernstig wel shock.
3. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 19 juli 2008 trof ik [slachtoffer] aan in coffeeshop [B] te Den Haag. We hadden een betalingsgeschil. Ik heb een vuurwapen dat op zolder in een boxzak zat verstopt, gepakt. Ik wilde dit wapen tegenover [slachtoffer] gebruiken als "overtuigingsmiddel". Nadat ik het wapen op zolder had gepakt en in mijn buideltas had gedaan, ben ik met het wapen en met het geld weer teruggereden naar de [B] in Den Haag op zoek naar [slachtoffer]. Aldaar aangekomen zag ik de scooter van [slachtoffer] niet staan. Ik ben toen naar coffeeshop [A] gegaan omdat ik vermoedde dat [slachtoffer] zich daar mogelijk bevond, hetgeen juist bleek te zijn. Ik heb op 19 juli 2008 in coffeeshop [A], gevestigd aan de [a-straat] te Den Haag, [slachtoffer] neergeschoten met een vuurwapen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van de regiopolitie Haaglanden, nr. PL1512/2008/38036, d.d. 30 september 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 22 juli 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van de verdachte (blz. 388 t/m 439):
Toen ik het vuurwapen pakte, zal ik er wel vanuit zijn gegaan dat het geladen was.
5. De eigen waarneming van de leden van het hof van de ter terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2010 getoonde camerabeelden van het op die beelden aangegeven tijdstip 22.25 uur tot het tijdstip 22.30:57 uur die op 19 juli 2008 in [A] zijn gemaakt."