ECLI:NL:HR:2012:BR2093

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04338
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van schadevergoedingsmaatregel in strafzaak na poging tot overval met vuurwapens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een poging tot overval op een juwelier in Amsterdam op 22 oktober 2008, waarbij hij samen met een mededader een gestolen auto tegen de gevel van de winkel ramde en het personeel bedreigde met vuurwapens. Het Hof had de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 1.142,95 ten behoeve van de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal van zijn auto en de goederen die daarin waren achtergelaten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende had gemotiveerd dat de schade redelijkerwijs aan de verdachte kon worden toegerekend, ondanks de bezwaren van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd naar 21 maanden, en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel in het strafrecht, waarbij de verdachte aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die door zijn strafbare feit is veroorzaakt.

Uitspraak

29 mei 2012
Strafkamer
nr. S 10/04338
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 april 2010, nummer 23/000901-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen voor zover het betreft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.142,95, het aan de Staat te betalen bedrag ten behoeve van het slachtoffer zal bepalen op € 675,- en het beroep voor het overige zal verwerpen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel door het Hof ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 22 oktober 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen horloges en/of sieraden toebehorende aan [A], perceel [a-straat 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hij met zijn mededader
- met een personenauto, Volkswagen Golf, kenteken [AA-00-BB], tegen de gevel van de winkel [A] is gereden en
- vuurwapens, in elk geval met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gericht en (één van hen) daarbij het vuurwapen heeft doorgeladen, terwijl de uitvoering van genoemd misdrijf niet is voltooid."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een proces-verbaal van 22 oktober 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal (...) houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik ben werkzaam als beveiligingsmedewerker bij juwelier [A], gevestigd aan de [a-straat 1] in Amsterdam. Op woensdag 22 oktober 2008 bevond ik mij in de winkel. Klanten kunnen niet zomaar de winkel binnenlopen. Ik doe persoonlijk, met een afstandsbediening, de winkeldeur open. Vandaag bevonden zich ook in de winkel de winkelmanager en de schoonmaker. Omstreeks 10.00 uur hoorde ik een harde klap. Ik zag een rode VW Golf tegen de gevel van onze winkel staan. Ik zag een man met een bivakmuts staan (verder te noemen: NN1). Ik zag dat hij in zijn hand een vuurwapen hield. Ik zag dat hij voor de toegangsdeur van onze winkel ging staan. Ik zag dat hij dit vuurwapen doorlaadde. Ik zag dat hij de slede naar achteren trok. Het pistool was zwart van kleur. Ik zag dat hij dit wapen op mij richtte. De afstand tussen ons was ongeveer drie meter. Op dat moment zag ik rechts van deze VW Golf een tweede persoon staan (verder te noemen: NN2). Ik zag dat hij een bivakmuts droeg. Even later zag ik ze beiden wegrennen. De gevel van de winkel is goed beveiligd, waardoor het ze niet gelukt is binnen te komen.
(...)
5. Een ongetekend proces-verbaal inhoudende een Aangifte tegen onbekende dader(s), ter zake van diefstal van personenauto, opgemaakt door [verbalisant 2] op 22 oktober 2008. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Tussen 21 oktober 2008 te 23.00 uur en 22 oktober 2008 te 11.30 uur werd op de openbare weg de Wibautstraat te Amsterdam weggenomen:
- personenauto Volkswagen Golf Cl 44 Kw U, Rood, kenteken: [AA-00-BB].
Ik heb met de politie gebeld. Ze gaven mij te kennen dat het inderdaad mijn auto was die zij hebben aangetroffen in de [a-straat] en verzochten mij spoedig aangifte te doen."
2.3.1. Het Hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 1.142,95 ten behoeve van [betrokkene 1] en bevolen dat voor het geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen.
2.3.2. Het Hof heeft onder het opschrift "Oplegging van straf en maatregel" het volgende overwogen:
"(...) Verdachte, die ten tijde van het plegen van de poging tot overval nog maar net de leeftijd van 18 jaar had bereikt, heeft samen met een ander en voorzien van vuurwapens of daarop gelijkende voorwerpen, een mislukte overval op een juwelier in Amsterdam gepleegd. Hij en zijn mededader hebben met een gestolen auto de pui van de juwelier geramd en het aanwezige personeel bedreigd met een vuurwapen. Door aldus te handelen heeft de verdachte materiële schade veroorzaakt en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
(...)
In het dossier bevindt zich een voegingsformulier benadeelde partij van [betrokkene 1]. Deze heeft een vordering ingediend van in totaal € 1.142,95 ter zake van materiële schade veroorzaakt door het onder 1 bewezengeachte feit. Aan de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2010 een afschrift hiervan ter hand gesteld. De verdediging heeft hiervan kennis kunnen nemen.
De vordering van [betrokkene 1] voornoemd is blijkens een ontvangststempel, op het parket ingekomen op 21 januari 2009, dat wil zeggen één dag voor de terechtzitting in eerste aanleg op 22 januari 2009, maar kennelijk vanwege een omissie niet in het dossier gevoegd, waardoor dit formulier tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet in het dossier aanwezig was en de rechtbank niet op deze vordering heeft kunnen beslissen.
In hoger beroep heeft [betrokkene 1] zich niet (opnieuw) gevoegd.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de benadeelde partij in hoger beroep niet kan worden ontvangen in haar vordering. Nu echter is komen vast te staan dat [betrokkene 1] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden als vermeld in evengenoemd voegingsformulier, acht het hof termen aanwezig de verdachte de verplichting op te leggen, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr), tot betaling van € 1.142,95 aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, met dien verstande dat de duur van vervangende hechtenis zal worden verminderd naar de mate van het onderlinge regres van de hoofdelijk aansprakelijke daders.
(...)"
2.3.3. Het hiervoor bedoelde voegingsformulier benadeelde partij houdt in:
"De totale schade bestaat uit de volgende posten:
1. Reparatie auto € 675,-
2. Autoradio € 99,-
3. Ipod € 229,-
4. Hockeystick € 139,95
Totaal € 1.142,95."
Een bijlage bij dit voegingsformulier houdt in:
"Autoradio: frontje lag niet meer in de auto toen ik de auto weer voor het eerst zag bij de politie. Type autoradio Sony CDX GT44 IP van 99 euro.
Ipod: leg ik normaal gesproken niet in de auto, maar ik had sinds kort de bovengenoemde autoradio waar ik mijn ipod op kon aansluiten. En ik was die dinsdag avond vergeten hem mee te nemen, stom, maar nu is ie wel weg.
Hockeystick: grays GX5000, net nieuw, lag op de achterbank. Is waarschijnlijk als slagwapen gebruikt of zoiets."
2.4.1. Art. 36f Sr luidt:
"1. Aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld dan wel jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, kan de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer. De staat keert een ontvangen bedrag onverwijld uit aan het slachtoffer.
2. De maatregel kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
(...)"
2.4.2. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 23 december 1992, Stb. 29, tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven en andere wetten met voorzieningen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten (Wet Terwee)
houdt onder meer in:
"1.8. (...) De voegingsprocedure is een procedure waarlangs de benadeelde partij binnen het strafproces over een zuiver civielrechtelijk geschil een beslissing van de rechter kan afdwingen. Deze procedure berust (...) op zuiver proces-economische overwegingen. De schadevergoedingsmaatregel daarentegen is een sanctie. De rechter kan deze sanctie, binnen de grenzen die het materiële strafrecht stelt, naar eigen goeddunken toepassen.
(...)
3.5. Het wetsvoorstel stelt in artikel 36f, tweede lid, als voorwaarde voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dat de verdachte jegens het slachtoffer naar de criteria van het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. (...)
Het vereiste dat de schadevergoedingsmaatregel alleen mag worden opgelegd als de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade, betekent dat zowel de aard als de omvang van de maximaal te vergoeden schade volgens de criteria van het burgerlijk recht moet worden vastgesteld."
(Kamerstukken II, 1989-1990, 21 345, nr. 3, p. 7, 8 en 19)
2.5. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader op 22 oktober 2008 omstreeks 10.00 uur tegen de gevel van de winkel [A] te Amsterdam zijn gereden met een aan [betrokkene 1] toebehorende auto die tevoren, te weten op enig moment na 21 oktober 2008 te 23.00 uur, te Amsterdam was gestolen.
2.6. In de hiervoor onder 2.3.2 weergegeven overwegingen ligt als oordeel van het Hof besloten dat de verdachte en zijn mededader die auto hadden gestolen. Dat oordeel is gelet op het korte tijdsverloop dat is verstreken tussen het tijdstip van de diefstal en de aanrijding tegen de winkelgevel en voorts in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep geen verklaring heeft gegeven hoe hij en zijn mededader in het bezit van de gestolen auto zijn gekomen, niet onbegrijpelijk.
2.7. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde gedraging aan de auto van [betrokkene 1] is toegebracht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en behoeft geen nadere motivering. Het Hof heeft de schadevergoedings-maatregel voorts ook opgelegd voor de schade die [betrokkene 1] heeft geleden als gevolg van de omstandigheid dat hem in eigendom toebehorende goederen die zich in de auto bevonden, daaruit bleken te zijn verdwenen. Het kennelijke oordeel van het Hof dat die schade, als een gevolg van de diefstal van de - bij het bewezenverklaarde feit gebruikte - auto, redelijkerwijs aan de verdachte moet worden toegerekend, is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk.
2.8. Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
2.9. Het middel kan ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 22 maanden.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 21 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 29 mei 2012.