ECLI:NL:HR:2011:BU5690
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van A tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 maart 2011, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting over de jaren 1990 tot en met 2000. De belanghebbende, die gewoond heeft te Z, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de daarbij opgelegde heffingsrente. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen gehandhaafd, waarna het Hof de beroepen ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 november 2011 geoordeeld dat de bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente verband houden met het Rekeningenproject. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van 15 april 2011, waarin algemene beslissingen zijn gegeven over de berekening van inkomens- en vermogenscorrecties. Het middel dat gericht is tegen de wijze van berekening van de correcties bij een saldo van meer dan ƒ 500.000, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.