ECLI:NL:HR:2012:BV0657
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in belastingzaken met betrekking tot redelijke schatting van rente
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door zowel de belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende ontving navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en in de vermogensbelasting (VB) over de jaren 1998 tot en met 2000, alsook boetebeschikkingen en heffingsrente. Na bezwaar tegen deze uitspraken heeft het Hof de beroepen gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de uitspraak is door beide partijen aangevochten in cassatie.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 januari 2012 geoordeeld dat het Hof niet in strijd heeft gehandeld met artikel 33 van de Wet IB 1964 door te oordelen dat de toerekening van de volledige rente aan de belanghebbende en haar overleden moeder niet redelijk was. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijkheid van de schatting van de Inspecteur niet onredelijk is, en dat het Hof de rente tijdsevenredig heeft toegerekend. Dit oordeel is niet in strijd met de wet, en de Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor wat betreft de opgelegde boeten.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond verklaard en het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, waarbij de zaak is verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een redelijke schatting bij belastingheffing en de rol van de rechter in het toetsen van dergelijke schattingen.