ECLI:NL:HR:2011:BT8878

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03173
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de dagvaardingstermijn en gevolgen voor de procesorde in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 23 juli 2009 hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De verdachte was ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats. Het Hof had op 6 juli 2010 verstek verleend tegen de verdachte, die noch zelf noch zijn raadsman was verschenen. De advocaat van de verdachte, mr. P.J. Stronks, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat de termijn van tien dagen, zoals voorgeschreven in artikel 413, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet in acht was genomen. De stukken van het geding toonden aan dat er geen bewijs was dat de verdachte had ingestemd met de verkorting van de termijn. Aangezien de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen, had het Hof het onderzoek ter terechtzitting moeten schorsen op grond van artikel 413 jo. artikel 265, derde lid, Sv. Het verzuim van het Hof om dit te doen, werd als een ernstige schending van de procesorde beschouwd, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.

De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kon worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de procesregels en de rechten van de verdachte in strafzaken.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 10/03173
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 juli 2010, nummer 23/003726-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft geschorst.
2.2. De stukken van het geding houden wat betreft de procesgang in hoger beroep het volgende in:
(i) een daarvan opgemaakte akte houdt in dat de verdachte op 23 juli 2009 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 21 juli 2009; in die akte staat als adres van de verdachte vermeld: [a-straat 1], [woonplaats];
(ii) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de appeldagvaarding - houdt in dat op 9 juni 2010 aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam een appeldagvaarding voor de terechtzitting van 6 juli 2010 is uitgereikt;
(iii) een tweede akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de appeldagvaarding - houdt in dat op 1 juli 2010, na vergeefse aanbieding op het adres [a-straat 1], [woonplaats], nogmaals een appeldagvaarding voor de terechtzitting van 6 juli 2010 aan voornoemde griffier is uitgereikt en dat een afschrift van die dagvaarding aan evengenoemd adres is verzonden; een "GBA-overzicht" van 1 juli 2010 houdt in dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat hij op dat moment niet is gedetineerd;
(iv) op de terechtzitting van 6 juli 2010 is de verdachte noch zijn raadsman verschenen en heeft het Hof verstek verleend tegen de verdachte.
2.3. Volgens de tweede akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op de terechtzitting van het Hof van 6 juli 2010 terecht te staan - is deze op 1 juli 2010 uitgereikt op de wijze zoals is voorzien in art. 588, derde lid onder c, Sv. De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv voorgeschreven termijn van tien dagen is dus niet in acht genomen.
2.4. Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting de verdachte daar niet is verschenen, had het Hof het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 413 Sv in samenhang met art. 265, derde lid, Sv dienen te schorsen. Het Hof heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.
2.5. Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 december 2011.