ECLI:NL:HR:2011:BT1514
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over heffingvrij vermogen in de inkomstenbelasting voor belastingplichtigen woonachtig in het buitenland
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een belastingplichtige, hierna aangeduid als belanghebbende, die in Duitsland woont en een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 heeft ontvangen. Na bezwaar tegen deze aanslag, dat door de Inspecteur is gehandhaafd, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Breda. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarop belanghebbende in cassatie is gegaan. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie heeft geconcludeerd.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 december 2011 de zaak beoordeeld. De kern van het geschil betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op toepassing van het heffingvrije vermogen, dat hij in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in mindering heeft gebracht. De Inspecteur heeft dit heffingvrije vermogen niet in aanmerking genomen, wat leidde tot de rechtsvraag of dit heffingvrije vermogen moet worden aangemerkt als een brongebonden aftrekpost of als een algemene aftrekpost.
De Hoge Raad oordeelt dat het heffingvrije vermogen een belastingvoordeel is dat voortvloeit uit de in aanmerkingneming van de persoonlijke en gezinssituatie van de belastingplichtige. Dit betekent dat het heffingvrije vermogen niet kan worden aangemerkt als een brongebonden aftrekpost, zoals belanghebbende betoogde. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigt daarmee de uitspraak van de Rechtbank. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.