ECLI:NL:HR:2011:BS8794

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01003
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over non-conformiteit bij de koop van een sportcentrum en tijdige klachtplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de koop van een sportcentrum. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.I. van Vlijmen, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], werden bijgestaan door advocaten mr. L. Kelkensberg en mr. I.E. Reimert. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Maastricht en het gerechtshof, waar de eiser niet in het gelijk was gesteld. De kern van de zaak betrof de vraag of de eiser tijdig had geklaagd over non-conformiteit van het aangekochte sportcentrum, zoals vereist onder de artikelen 7:17 en 23 van het Burgerlijk Wetboek. De Advocaat-Generaal J. Wuisman had geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep en het buiten behandeling laten van het incidentele beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. Het principale beroep werd verworpen, en de eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 494,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

21 oktober 2011
Eerste Kamer
10/01003
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaten: mr. L. Kelkensberg en mr. I.E. Reimert.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 116040/HA ZA 06-1227 van de rechtbank Maastricht van 14 november 2007;
b. de arresten in de zaak HD 103.006.102 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 mei 2009 en 24 november 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principale beroep en tot het buiten behandeling laten van het incidentele beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 494,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 oktober 2011.