ECLI:NL:HR:2011:BR6118

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00262
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid na vernietiging in cassatie en verwijzing nieuwe stukken in het geding te brengen die betrekking hebben op reeds vóór het cassatieberoep betrokken stellingen

In deze zaak, die op 16 september 2011 door de Hoge Raad is behandeld, betreft het een cassatieberoep ingesteld door [verzoekster] tegen het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak draait om de vraag of het mogelijk is om na een vernietiging in cassatie nieuwe stukken in het geding te brengen die betrekking hebben op reeds vóór het cassatieberoep betrokken stellingen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een arrest van 31 oktober 2008 en een vonnis van 13 oktober 2009, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat van de verzoekster, mr. J. Groen, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) zich heeft verzet tegen het beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de verzoekster veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 2.471,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De beslissing van de Hoge Raad is genomen zonder nadere motivering, aangezien de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

16 september 2011
Eerste Kamer
10/00262
DV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende op Curaçao,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
STICHTING STUDIEFINANCIERING CURAÇAO,
gevestigd op Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en SSC.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak R07/021HR, LJN BF1027, NJ 2008/568, van de Hoge Raad van 31 oktober 2008,
b. het vonnis in de zaak AR 831/02 - H 192/06 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 13 oktober 2009.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
SSC heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor SSC mede door mr. M.S. Goeman, advocaat te Rotterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SSC begroot op € 2.471,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 september 2011.