ECLI:NL:HR:2011:BQ7652

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake kinderbijslag en de definitie van ingezetenschap onder de AKW

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De belanghebbende, geboren in 1949 en van Marokkaanse nationaliteit, had in 2007 een aanvraag ingediend voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De SVB had deze aanvraag afgewezen op basis van het argument dat de belanghebbende op de relevante peildata niet verzekerd was onder de AKW, omdat hij niet meer als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De Rechtbank te Alkmaar en de Centrale Raad van Beroep bevestigden deze afwijzing, waarop de belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Centrale Raad een onjuiste opvatting heeft gehanteerd met betrekking tot het begrip 'ingezetene' zoals gedefinieerd in de AKW. De Hoge Raad oordeelde dat de Centrale Raad ten onrechte had geconcludeerd dat de belanghebbende in 2007 niet langer in Nederland woonde. Dit oordeel was in strijd met eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin de voorwaarden voor ingezetenschap onder de AKW zijn verduidelijkt. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van de Centrale Raad vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Centrale Raad voor een hernieuwd onderzoek.

Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de SVB de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder iemand als ingezetene kan worden aangemerkt, vooral in het licht van internationale en persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op kinderbijslag.

Uitspraak

Nr. 10/05050
10 juni 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 september 2010, nr. 09/5867 AKW, betreffende een besluit ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: de AKW).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft de Sociale verzekeringsbank de door belanghebbende ingediende aanvraag tot toekenning van kinderbijslag ingevolge de AKW met ingang van het eerste kwartaal van 2007 afgewezen.
De Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Alkmaar (nr. 08/1387 AKW) heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende, geboren in 1949, heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij is in het jaar 1970 naar Nederland gekomen en beschikt in Nederland over een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Bij Koninklijk Besluit van 28 juni 2010 is aan hem het Nederlanderschap verleend.
3.1.2. Belanghebbende is arbeidsongeschikt geraakt en ontvangt in verband daarmee een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3.1.3. Belanghebbende is na een eerste huwelijk weduwnaar geworden. De kinderen uit dit huwelijk zijn inmiddels meerderjarig en wonen in Nederland. Belanghebbende is in Marokko opnieuw getrouwd. Uit dit huwelijk heeft hij vier kinderen gekregen. Die kinderen en zijn echtgenote wonen in Marokko. Belanghebbende heeft voor deze kinderen tot en met het jaar 2006 kinderbijslag ontvangen.
3.1.4. Belanghebbende huurt een woning in Nederland. Hij verblijft vanaf medio 2004 veelvuldig gedurende aanzienlijke periodes bij zijn echtgenote en kinderen in Marokko.
3.2. Voor de Centrale Raad was in geschil of de SVB belanghebbendes aanvraag om kinderbijslag met ingang van het jaar 2007 terecht heeft afgewezen op de grond dat belanghebbende op de relevante peildata in dat jaar niet verzekerd was op grond van de AKW omdat hij geen ingezetene van Nederland meer was als bedoeld in artikel 2 van die wet.
3.3. De Centrale Raad is tot de slotsom gekomen dat belanghebbende in 2007 niet langer in Nederland woonde en dat hij dientengevolge niet heeft voldaan aan de voorwaarden om verzekerd te zijn op grond van de AKW.
3.4. Belanghebbende voert in cassatie aan dat de Centrale Raad met dit oordeel blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting omtrent het begrip ingezetene in de AKW.
3.5. De klachten slagen op de gronden als vermeld in de arresten van de Hoge Raad van 21 januari 2011, nr. 10/00563, LJN BP1466, BNB 2011/98 en 4 maart 2011, nr. 10/04026, LJN BP6285, BNB 2011/127.
3.6. De uitspraak van de Centrale Raad kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek van de zaak.
4. Proceskosten
De SVB zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door de Centrale Raad zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor de Centrale Raad en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Centrale Raad,
verwijst het geding naar de Centrale Raad ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Sociale verzekeringsbank aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 111.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2011.