ECLI:NL:HR:2011:BQ7061

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontheffing uit het ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontheffing uit het ouderlijk gezag. De zaak is gestart door mr. Martinus Jan Willem Hoek, die als bijzonder curator optreedt voor een minderjarig kind. De bijzonder curator heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 4 augustus 2010 is gegeven. De Raad voor de Kinderbescherming was de verweerder in deze procedure, maar is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/04817
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
mr. Martinus Jan Willem HOEK, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over het minderjarige kind [het kind],
kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de bijzonder curator en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 327639 van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juni 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.043.351/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 augustus 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de bijzonder curator beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de bijzonder curator heeft bij brief van 27 mei 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.