ECLI:NL:HR:2011:BQ3804
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen, in dit geval een nabootsing van een vuurwapen, op 26 mei 2004 in Vriezenveen. De verdachte had een gasdrukpistool van het merk Walther in zijn bezit, dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen, aangezien het was aangetroffen op een plek waar meerdere personen toegang toe hadden.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen vereist is dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen. Het Hof had in zijn oordeel niet voldoende rekening gehouden met de argumenten van de verdediging, waardoor de bewezenverklaring niet voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de subjectieve bewustheid van de verdachte bij het voorhanden hebben van een wapen en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van de bewezenverklaring door de lagere rechters.