ECLI:NL:HR:2011:BQ3183

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03557 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klaagschrift inzake onvolledigheid van processtukken en rechtmatigheid van beslag

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat is ingediend door een klager tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie, dat was ingesteld door de klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C. Wendenburg. De klager betwistte de rechtmatigheid van de inbeslagneming en stelde dat de processtukken niet volledig waren. De Hoge Raad oordeelt dat de raadsman, indien hij meent dat de processtukken onvolledig zijn, binnen de gestelde termijn een verzoek om aanvulling moet indienen bij de rolraadsheer. In dit geval is niet gebleken dat de raadsvrouwe een dergelijk verzoek heeft ingediend met betrekking tot de processen-verbaal. Wat betreft de pleitnota, die naar aanleiding van een verzoek van de raadsvrouwe aan de Hoge Raad is toegezonden, oordeelt de Hoge Raad dat het middel feitelijke grondslag mist. Daarnaast faalt het middel dat de klacht bevat dat de Rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de rechtmatigheid van het beslag, omdat het klaagschrift geen stelling bevat die deze klacht ondersteunt. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beschikking van de Rechtbank.

Uitspraak

7 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/03557 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 juni 2010, nummer RK 10/557, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel strekt ten betoge dat zich bij de op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken niet bevinden de processen-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 14 mei 2010 en 18 juni 2010 en evenmin de bij de behandeling in raadkamer van 18 juni 2010 overgelegde pleitnota.
2.2. Een raadsman die bevindt dat de processtukken niet volledig zijn, moet binnen de in art. 447, vijfde lid, Sv genoemde termijn schriftelijk een verzoek om aanvulling indienen bij de rolraadsheer (vgl. art. IV lid 3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008, Stcrt. 147). In het onderhavige geval is niet gebleken dat de raadsvrouwe met betrekking tot de processen-verbaal een dergelijk verzoek heeft ingediend.
2.3. Voor zover het middel de klacht bevat dat de bij de behandeling in raadkamer van 18 juni 2010 overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken bevindt, mist het feitelijke grondslag. Naar aanleiding van een door de raadsvrouwe op de voet van voormeld art. IV lid 3 gedaan verzoek tot aanvulling van de processtukken in zoverre, is bedoelde pleitnota alsnog aan de Hoge Raad toegezonden.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de rechtmatigheid van het beslag, hoewel in het klaagschrift de rechtmatigheid van de inbeslagneming is betwist.
3.2. Het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien het op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden klaagschrift een stelling als in het middel bedoeld, niet inhoudt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011.