ECLI:NL:HR:2011:BQ3158
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitleg van bekennende verklaring van verdachte in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Vught', had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de verklaring van de verdachte, waarin hij aangaf 'de overige feiten geef ik toe', als een bekentenis van de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 02/800568-09 geïnterpreteerd. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet als onjuist of onbegrijpelijk beschouwd.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot 46 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde straf te verminderen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke bekentenis van de verdachte en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen in cassatieprocedures.