ECLI:NL:HR:2011:BQ2804

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgang van verzekerd belang door fusie en gevolgen voor brandverzekering

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de overgang van een onder brandverzekering verzekerd belang door een fusie van twee vennootschappen. De eisers, AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V. (voorheen Fortis Corporate Insurance N.V.) en DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De kern van het geschil betreft de vraag of de verkrijgende vennootschap, OUTOKUMPU B.V. (voorheen Handelmij Roestvrij B.V.), heeft verzuimd om aan de verzekeraars te verklaren dat zij de verzekering overneemt, wat volgens de verzekeringsvoorwaarden zou leiden tot verval van de verzekering. De eisers stellen dat het beroep van de verzekeraars op verval van de verzekering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 juni 2011 geoordeeld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwijst naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en stelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.261,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter, samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, W.D.H. Asser en C.E. Drion. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

24 juni 2011
Eerste Kamer
10/00423
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V., voorheen: Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,
t e g e n
OUTOKUMPU B.V., voorheen: Handelmij Roestvrij B.V.,
gevestigd te Helmond,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Fortis c.s. en Roestvrij.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 323896/HA ZA 05-2522 van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2005 en 14 februari 2007;
b. het arrest in de zaak 106.007.392/02 van het gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Fortis c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Roestvrij heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Fortis c.s. toegelicht door haar advocaat en mr. P.A. Fruytier, advocaat bij de Hoge Raad. Namens Roestvrij is de zaak toegelicht door mr. M. Ynzonides, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Fortis c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Roestvrij begroot op € 6.261,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 juni 2011.