1 De naam Avesta Sheffield B.V. is nadien o.m. gewijzigd in Outokumpu B.V., later in Handelmij Roestvrij B.V. en vervolgens weer in Outokumpu B.V. Zie rov. 2.5 en 2.6 van het rechtbankvonnis en MvG, nrs. 24-25.
2 In eerste aanleg heeft Roestvrij tevens de verzekeringsmakelaar aangesproken, omdat deze ervoor zou hebben moeten zorgdragen dat aan (de gevolmachtigd agent van) Fortis c.s. werd doorgegeven dat de verzekering was overgenomen. Tegen de afwijzing van deze vordering is niet geappelleerd.
3 Het door het hof toegewezen bedrag van € 907.560,43 betreft de maximaal verzekerde som ten aanzien waarvan partijen het eens zijn geworden (zie rov. 3.14).
4 In zijn bespreking van het arrest NOWM/Van Ratingen q.q. wijst J.G.C. Kamphuisen, AV&S 2008, p. 31, ook op het geval dat werd berecht in HR 18 april 2003, LJN: AF3070, NJ 2004, 634 m.nt. MMM (Huls/NLP), rov. 5.1-5.3. Daarin ging het om een bepaling "Deze polis is niet voor overdracht vatbaar, tenzij met daarop aan te tekenen schriftelijke toestemming van verzekeraars." Het beroep van verzekeraar op het ontbreken van zijn toestemming voor overdracht werd in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geoordeeld; het hof had daartoe geoordeeld dat "in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet is vol te houden dat NLP haar toestemming zou hebben onthouden aan "overdracht van de polis" als haar daarom expliciet zou zijn gevraagd."
5 Vgl. het betoog in de s.t. namens Fortis c.s., nrs. 4.3-4.5.
6 Rov. 3.13, 9e volzin bevat een kennelijke verschrijving. Voor "overgang onder algemene titel" moet "overgang onder bijzondere titel" worden gelezen.
7 Zie hiervoor MvA, nr. 57.
8 Zie de s.t. namens Fortis c.s., nrs. 3.1-3.8.
9 Het gaat hier om het beginsel "De verzekering volgt het belang". Zie bijvoorbeeld Scheltema/Mijnssen, Algemeen deel van het schadeverzekeringsrecht, 1998, nr. 2.23; Asser-Clausing-Wansink 5-VI 2007, nrs. 288-289.
10 Het artikel luidde in zijn laatste versie: "Bij overgang van een zaak of een beperkt recht waaraan een zaak is onderworpen, loopt de verzekering van rechtswege ten voordele van de nieuwe rechthebbende."
11 Art. 7:948 lid 2 BW kent langere termijnen dan art. 11.2.2 NBBP.
12 De parlementaire geschiedenis formuleert het aldus dat de nieuwe verzekerde wordt "gedwongen" om te kiezen of hij de verzekering wil voortzetten (of niet), zie MvT, Parl. Gesch. Boek 7, titel 17 BW Verzekering (M.L. Hendrikse, H.P.A.J. Martius en J.G.J. Rinkes m.m.v. E. Lohman, Kluwer: Deventer 2007), p. 128.
13 Hoewel art. 7:948 BW strikter is dan art. 263 K, behoeft het verschil voor de praktijk niet uit te maken nu het gaat om regelend recht. Vgl. J.H. Tuit, Het nieuwe verzekeringsrecht. Een systematisch naslagwerk over de nieuwe wet, 2005, p. 62.
14 TM, Parl. Gesch. Boek 7, titel 17 BW Verzekering, p. 127. De MvT op p. 128 vermeldt nog dat van de verzekeraar niet kan worden gevergd "dat hij de overeenkomst met iedere willekeurige verzekerde wil voortzetten". Onder het oude recht (artikel 263 K) was overigens de mogelijkheid erkend, dat het beroep op de overgang van de verzekering door een "onaanvaardbare" nieuwe verzekerde jegens de verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. Zie HR 29 januari 1993, LJN: ZC0841, NJ 1994, 152 m.nt. MMM.
15 TM, Parl. Gesch. Boek 7, titel 17 BW Verzekering, p. 127.
16 Ph.H.J.G. van Huizen, "Het (verzekerbaar) belang", in: M.L. Hendrikse, Ph.H.J.G. van Huizen en J.G.J. Rinkes (red.), Verzekeringsrecht praktisch belicht, Deventer: Kluwer 2008, p. 316.
17 Zie J. Basedow e.a. (red.), Principles of European Insurance Contract Law (PEICL), München: Sellier 2009. Het commentaar hierbij vermeldt onder C.2, p. 276, "On the one hand, the insurer cannot be forced to accept a policyholder it does not want to insure. On the other hand, the transferee may have good reasons not to enter into the existing contract which possible does not conveniently protect his (economic) interests."; P.J.M. Drion, AV&S 2009, p. 255-256.
18 Vgl. de s.t. namens Fortis c.s. onder 3.8.
19 Zie thans artikel 7:963 BW. Ook artikel 263 K was van regelend recht. TM, Parl. Gesch. Boek 7, titel 17 BW Verzekering, p. 126-127.
20 Vgl. Scheltema/Mijnssen, Algemeen deel van het schadeverzekeringsrecht, 1998, nr. 2.28; Asser-Clausing-Wansink 5-VI 2007, nr. 291; F. Stadermann, "VII. Overgang van het verzekerd belang", in: P.J.M. Drion e.a. (red.), Het nieuwe verzekeringsrecht. Titel 7.17 BW belicht, Deventer: Kluwer 2005, p. 118; J.H. Tuit, Het nieuwe verzekeringsrecht. Een systematisch naslagwerk over de nieuwe wet, 2005, p. 62. De opvolger van de NBBP, de Nederlandse Beurspolis Uitgebreide Gevaren (NBUG) 2006, bepaalt in artikel 13.3 dat wijziging van handelsnaam of rechtsvorm, het deelnemen aan, het treden uit of het overdragen van aandelen in een vennootschap of een gemeenschappelijk eigendom niet wordt beschouwd als overgang van het zakelijk belang. Zie o.m. Kamphuisen, AV&S 2008, p. 33.
21 Eventueel ook ten gunste van de verzekeraar. Vgl. HR 29 januari 1993, LJN: ZC0841, NJ 1994, 152 m.nt. MMM.
22 Middelonderdeel 13, s.t. namens Fortis c.s., nr. 1.1.
23 Zie MvA, nr. 43.
24 Zoals onderdeel 18 van het middel ook aanneemt.
25 Kort gezegd, was ten aanzien van het (materiële) risico en het betaalgedrag aan de zijde van Roestvrij de situatie ook na de fusie ongewijzigd. Blijkens rov. 3.10 was ook de aandeelhouder dezelfde. In de s.t. namens Fortis c.s. wordt onder 1.2 sub c gesteld dat de verkrijgende vennootschap voor verzekeraars geheel nieuw was en niet eerder kon worden beoordeeld op bedrijfsactiviteiten (feitelijk risico) en betrouwbaarheid (moreel risico). Ik meen dat deze stelling in de kern afstuit op wat het hof in rov. 3.10 constateert. De s.t. voert hier overigens een omstandigheid aan waarop het middel, als ik het goed zie, geen beroep doet en ten aanzien waarvan betwijfeld kan worden of het op deze manier in feitelijke instantie naar voren is gebracht, reeds omdat een verwijzing naar vindplaatsen in de stukken van de feitelijke instanties ontbreekt.
26 Zie voor een betoog dat op dezelfde gedachte berust Kamphuisen, AV&S 2008, p. 32-33.
27 Zie daarover A-G Spier, conclusie sub 4.18.1 voor HR 5 oktober 2007, LJN: BA8774, NJ 2007, 542 (NOWM/Van Ratingen q.q.); Kamphuisen, AV&S 2008, p. 32 (r.k., onderaan). I.S.J. Houben, Contractdwang (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2005, vermeldt dat in beginsel geen acceptatieplicht bestaat (p. 158), maar beschrijft ook (op p. 163, verwijzend naar de uitspraken van de Raad van Toezicht Verzekeringen) dat een kennelijk onredelijke of willekeurige weigering niet door de beugel kan. Vgl. echter ook de s.t. namens Fortis c.s. onder 5.10.
28 In de toelichting op Grief II heeft Roestvrij een en ander ook onderscheiden. Zie MvG, nr. 73 e.v.
29 Zie hierover de s.t. namens Fortis c.s., sub 5.9 e.v. en de s.t. namens Roestvrij, sub 25.
30 De datum 14 januari 2003 in de eerste volzin van onderdeel 20 berust kennelijk op een vergissing.