ECLI:NL:HR:2011:BP9500

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03123
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlanderschap minderjarige kinderen in het kader van bigame huwelijken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van minderjarige kinderen. De verzoekers, een man en een vrouw, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat het in Pakistan gesloten bigame huwelijk van de man niet als rechtsgeldig kon worden erkend. Dit oordeel heeft gevolgen voor de familierechtelijke betrekkingen tussen de man en zijn minderjarige kinderen.

De rechtbank had op 29 april 2010 in haar beschikking vastgesteld dat het huwelijk, dat in Pakistan was gesloten, niet voldeed aan de Nederlandse rechtsnormen en daarom geen basis kon bieden voor het bestaan van familierechtelijke betrekkingen. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet kunnen leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verwerpt het beroep van de verzoekers. De beschikking is vastgesteld door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

17 juni 2011
Eerste Kamer
10/03123
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [De man],
wonende te [woonplaats],
2. [De vrouw],
wonende te [woonplaats], Pakistan,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man, de vrouw en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 320484/HA RK 08-993 van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 april 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank hebben de man en de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is vastgesteld op 26 mei 2011 en gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 juni 2011.