ECLI:NL:HR:2011:BP4798

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05300
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over faillissement en vorderingsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een faillissement. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H.M. Meijroos, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin summierlijk bleek dat er sprake was van een vorderingsrecht. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken van de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van 28 september 2010 en het arrest van 30 november 2010. De advocaat van de verzoeker heeft de zaak mondeling toegelicht, terwijl de advocaat van de verweerder, Mitsui Automotive Europe B.V., vertegenwoordigd was door mr. R.J. van Galen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden en oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van vorderingsrechten in faillissementzaken en benadrukt het belang van een redelijk belang voor de aanvrager in dergelijke procedures.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste Kamer
10/05300
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
MITSUI AUTOMOTIVE EUROPE B.V., in liquidatie,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Mitsui.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 10/604 F van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2010;
b. het arrest in de zaak 200.074.742/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 november 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor [verzoeker] mondeling toegelicht door zijn advocaat, en voor Mitsui namens haar advocaat door mr. R.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.