ECLI:NL:HR:2011:BP4798
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over faillissement en vorderingsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een faillissement. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H.M. Meijroos, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin summierlijk bleek dat er sprake was van een vorderingsrecht. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken van de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van 28 september 2010 en het arrest van 30 november 2010. De advocaat van de verzoeker heeft de zaak mondeling toegelicht, terwijl de advocaat van de verweerder, Mitsui Automotive Europe B.V., vertegenwoordigd was door mr. R.J. van Galen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden en oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van vorderingsrechten in faillissementzaken en benadrukt het belang van een redelijk belang voor de aanvrager in dergelijke procedures.