ECLI:NL:HR:2011:BP2025

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00894
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake AOW-kosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erfgenamen van A, die in Spanje woonden. De belanghebbenden hadden beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2010, waarin zij in het ongelijk waren gesteld. De Centrale Raad had zich uitgesproken over een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met betrekking tot de kosten van overmaking van het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De belanghebbenden voerden verschillende klachten aan in hun cassatieberoep, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot cassatie. Dit was omdat het beroep niet was ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen van de AOW. De Hoge Raad wees erop dat de wet geen mogelijkheid biedt voor het indienen van een geschrift na het verstrijken van de termijn voor de conclusie van repliek, en daarom werd dit stuk niet in overweging genomen. De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

nr. 10/00894
28 januari 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van A, gewoond hebbende te Z, Spanje, (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2010, nr. 07/1271 ZFW, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 06/5475 AOW) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
1. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de conclusie van repliek hebben belanghebbenden nog een geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk daarom geen acht.
2. Beoordeling van de klachten
Ingevolge artikel 53, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
Het onderhavige cassatieberoep betreft echter de kosten van overmaking van het ouderdomspensioen op grond van de AOW. Dit beroep is niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van voormelde bepalingen. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2011.