ECLI:NL:HR:2011:BP0079
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van appelschriftuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hof had de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat de appelschriftuur te laat was ingediend. De zaak betreft een verdachte die op 4 februari 2008 door de Politierechter was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De Officier van Justitie heeft op 14 februari 2008 hoger beroep ingesteld, maar de appelschriftuur werd pas op 29 april 2008 ingediend, wat twee maanden na de wettelijke termijn was. De advocaat-generaal heeft geen verklaring gegeven voor deze vertraging en verzocht om de Officier van Justitie toch ontvankelijk te achten, gezien de eenvoud van de zaak.
Het hof oordeelde echter dat het belang van het ingestelde beroep niet opwoog tegen het belang van sanctionering van het verzuim. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de beoordeling van de omstandigheden van het geval aan de feitenrechter is voorbehouden. De Hoge Raad benadrukte dat het oordeel van de feitenrechter in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld door de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie te handhaven, ondanks het relatief geringe strafrechtelijke verwijt aan de verdachte.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte naleving van termijnen in het strafproces benadrukt en de rol van de feitenrechter in de beoordeling van de omstandigheden van het geval onderstreept. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het hof.