ECLI:NL:HR:2011:BO9870
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 138 en 139 van het Wetboek van Strafrecht op besloten erven bestemd voor de openbare dienst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van wederrechtelijk binnendringen in een besloten erf, gelegen aan de Eikenlaan in Alphen aan den Rijn, dat in gebruik was bij het detentiecentrum. De tenlastelegging betrof een incident op 27 december 2007, waarbij de verdachte samen met anderen het terrein betrad en graffiti aanbracht op de muren van het detentiecentrum. De verdediging stelde dat artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing was op terreinen die bestemd zijn voor de openbare dienst, en dat enkel artikel 139 van toepassing zou zijn. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte zich op een besloten erf bevond, wat de toepassing van artikel 138 rechtvaardigde.
De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof blijk gaf van een onjuiste opvatting omtrent artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad stelde vast dat de afzonderlijke regeling in artikel 139 niet van toepassing was op het onderhavige erf, en dat de woorden 'besloten lokaal' in artikel 138 niet konden worden uitgebreid naar een erf dat bestemd is voor de openbare dienst. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de toepasselijkheid van strafrechtelijke bepalingen zorgvuldig te beoordelen in het licht van de specifieke omstandigheden van de zaak, vooral wanneer het gaat om openbare diensten en de bescherming van besloten erven.