ECLI:NL:HR:2010:BO1578

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1971, die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 april 2009 had geoordeeld in de strafzaak met nummer 22/000118-06. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat in strijd was met het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het beroep. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, waardoor het beroep niet ontvankelijk was. Het arrest werd gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

21 december 2010
Strafkamer
nr. 09/01850
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zittinghoudende te 's-Gravenhage, van 17 april 2009, nummer 22/000118-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 december 2010.