ECLI:NL:HR:2010:BO1578
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte, geboren in 1971, die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. Het beroep was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 april 2009 had geoordeeld in de strafzaak met nummer 22/000118-06. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat in strijd was met het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het beroep. De Advocaat-Generaal, Hofstee, had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, waardoor het beroep niet ontvankelijk was. Het arrest werd gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.