ECLI:NL:HR:2010:BN8214
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beklag beslag en openbaarheidsvereiste bij uitspraak rechtbank
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, gedateerd 23 december 2008, met nummer RK 08/6262. De klager, geboren in 1968 en wonende te [woonplaats], heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager werd vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 16 november 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of de beschikking van de Rechtbank in het openbaar is uitgesproken, zoals vereist door artikel 24, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat uit de aan haar gezonden stukken niet blijkt dat de beschikking overeenkomstig de wettelijke vereisten openbaar is gemaakt. Dit betekent dat de Hoge Raad, in plaats van de beschikking van de Rechtbank, zelf de beschikking ter openbare terechtzitting heeft uitgesproken.
De Hoge Raad heeft het beroep van de klager verworpen, waarmee de beslissing van de Rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 november 2010.