ECLI:NL:HR:2010:BN7086

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02843
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de redelijke termijn in cassatie en de gevolgen voor verbeurdverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 8 oktober 2008. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, had beroep ingesteld tegen de verbeurdverklaring van een aantal inbeslaggenomen runderen. De kern van het geschil betrof de vraag of de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat de termijn inderdaad was overschreden, maar dat dit geen gevolgen had voor de bijkomende straf van verbeurdverklaring. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat er geen vermindering van een bijkomende straf wordt toegepast, zelfs niet wanneer er geen hoofdstraf is opgelegd. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel ten aanzien van de omvang van de bijkomende straf. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, waarbij het oordeel over de overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot rechtsgevolgen voor de verbeurdverklaring.

Uitspraak

16 november 2010
Strafkamer
Nr. 09/02843 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 8 oktober 2008, nummer 22/003546-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de omvang van de bijkomende straf van verbeurdverklaring en tot een vermindering daarvan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot verbeurdverklaring van een aantal op een lijst van inbeslaggenomen voormelde runderen (of de waarde daarvan).
2.2. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.3. Het middel is gegrond. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat geen vermindering - voor zover al mogelijk - wordt toegepast op een bijkomende straf. Dit is niet anders indien, zoals in dit geval, daarnaast niet ook een hoofdstraf is opgelegd. Er is daarom geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden zodat de Hoge Raad met dat oordeel volstaat.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.