ECLI:NL:HR:2010:BN4306
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep en indienen van schriftuur houdende grieven
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep. De verdachte had binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven moeten indienen bij de Rechtbank. De verdediging stelde dat een dergelijk formulier wel degelijk was ingediend, maar dit formulier was niet terug te vinden in de stukken van het geding. De Hoge Raad oordeelt dat de stempelafdruk op het formulier voldoende grond biedt voor het vermoeden dat het formulier wel is ontvangen door de Rechtbank, maar vervolgens verloren is gegaan. Dit leidt tot de conclusie dat er in cassatie van moet worden uitgegaan dat de schriftuur is ingediend.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof, dat de verdachte niet-ontvankelijk had verklaard in het hoger beroep. De Hoge Raad wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, vooral in situaties waarin documenten mogelijk verloren zijn gegaan.
De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is op 12 oktober 2010 uitgesproken. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 februari 2009 was gewezen. De advocaat van de verdachte, mr. M.R. Mantz, heeft de cassatie ingediend, en de Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest.