ECLI:NL:HR:2010:BM4092
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1963, had het beroep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaten mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden. De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 RO, waarbij geen nadere motivering nodig was omdat de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het viel op dat er meer dan twee jaren waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. Desondanks leidde dit niet tot cassatie. De Hoge Raad merkte op dat ook in de samenhangende strafzaak, die onder nummer 08/04808 in cassatie aanhangig was, de redelijke termijn was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de compensatie voor deze overschrijding in de hoofdzaak kon worden toegepast.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten om het beroep te verwerpen. Dit arrest is uitgesproken op 14 september 2010 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.