ECLI:NL:HR:2010:BM0754
Hoge Raad
- Cassatie
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Openbare uitspraak van de Hoge Raad inzake cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2010 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 september 2007 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De verdediging werd gevoerd door de advocaten mr. B.P. de Boer en mr. G.P. Hamer, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het arrest van het Gerechtshof niet in het openbaar is uitgesproken, zoals vereist volgens artikel 362, eerste lid, in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde ertoe dat de Hoge Raad het arrest alsnog ter openbare terechtzitting heeft uitgesproken. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot twee jaren en acht maanden. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.
Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is overschreden, wat heeft geleid tot een verdere vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.