ECLI:NL:HR:2010:BL7690
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in verband met overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1971, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. de Bree en mr. P.M. van Russen Groen, heeft middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en heeft verzocht om vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot elf maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, wat heeft geleid tot de beslissing om de straf te verminderen. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.