ECLI:NL:HR:2010:BL0572

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03173 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep in cassatie tegen beschikking tot verlenen van verlof in het kader van rechtshulp

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, die op 25 april 2008 is gegeven. De beschikking betreft het verlenen van verlof in het kader van rechtshulp aan de Australische justitiële autoriteiten, zoals bedoeld in artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1967 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland', heeft geen klaagschrift ingediend zoals vereist volgens artikel 552a Sv. Hierdoor kan hij niet als klager worden aangemerkt en is hij niet-ontvankelijk in zijn beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 26 januari 2010 geoordeeld dat volgens artikel 445 Sv beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die het mogelijk maakt voor anderen dan het openbaar ministerie en de klager om cassatie in te stellen tegen een beschikking als deze, kan de Hoge Raad de klager niet in zijn beroep ontvangen. De advocaat van de klager, mr. S.J. van der Woude, had middelen van cassatie voorgesteld, maar deze zijn niet ontvankelijk verklaard.

De uitspraak van de Hoge Raad is een bevestiging van de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en benadrukt het belang van het indienen van een klaagschrift om als klager te worden erkend. De beslissing is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president F.H. Koster de voorzitter was, samen met de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, en de griffier S.P. Bakker aanwezig was.

Uitspraak

26 januari 2010
Strafkamer
Nr. 08/03173 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 25 april 2008, nummer RK 08/1424, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland, locatie De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door [klager]. Namens deze heeft mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
1.2. De Hoge Raad heeft bij tussenbeschikking van 13 oktober 2009 (LJN BJ6964, NJ 2009, 585) geoordeeld dat de als tussenbeschikking aangeduide beschikking van de Rechtbank van 25 april 2008 met betrekking tot de daarin aangeduide voorwerpen als een definitieve beslissing op de vordering van de Officier van Justitie heeft te gelden. Voormelde tussenbeschikking is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.3. De Advocaat-Generaal Jörg heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [klager] in het beroep.
1.4. De raadsman heeft schriftelijk op de aanvullende conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het onderhavige beroep is gericht tegen een naar aanleiding van een verzoek om rechtshulp van de Australische justitiële autoriteiten gegeven beschikking tot het verlenen van het verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv.
2.2. Volgens art. 445 Sv staat tegen beschikkingen beroep in cassatie alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. Nu in dat wetboek geen bepaling voorkomt volgens welke tegen een beschikking als de onderhavige beroep in cassatie openstaat voor anderen dan het openbaar ministerie en de klager, kan [klager], nu hij geen klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv heeft ingediend en mitsdien niet als klager kan worden aangemerkt, in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [klager] niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2010.