ECLI:NL:HR:2009:BJ6964

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03173 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake vordering tot ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken van overtuiging

In deze zaak gaat het om een vordering tot het ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken van overtuiging, ingediend door de Officier van Justitie in het kader van een strafzaak tegen de klager. De Rechtbank te Amsterdam heeft op 25 april 2008 een tussenbeschikking gegeven, waarin de vordering van de Officier van Justitie werd toegewezen voor de stukken die op klager betrekking hebben. De Rechtbank heeft echter bepaald dat de beslissing over de voorwerpen die betrekking hebben op het klaagschrift van een derde betrokkene, wordt aangehouden totdat op dat klaagschrift is beslist. Klager heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de als tussenbeschikking aangeduide beschikking van de Rechtbank met betrekking tot de voorwerpen geldt als een definitieve beslissing op de vordering van de Officier van Justitie. Hierdoor kan klager in het beroep worden ontvangen, nu dit tijdig is ingesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van klager in het beroep, maar de Hoge Raad oordeelt dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om zich uit te laten over de voorgestelde middelen. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 27 oktober 2009, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 08/03173 B
Hoge Raad der Nederlanden
Tussenbeschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 25 april 2008, nummer RK 08/1424, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 552p, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland, locatie De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De procesgang is in deze zaak, voor zover hier van belang, als volgt geweest.
Naar aanleiding van een in het kader van een strafzaak tegen onder anderen de klager gedaan verzoek om rechtshulp van de Australische justitiële autoriteiten heeft de Officier van Justitie op 10 maart 2008 een vordering tot het ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken van overtuiging als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv ingediend bij de Rechtbank. Met betrekking tot een aantal van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft [betrokkene 1] een beklag op grond van art. 552a Sv ingediend. De Rechtbank heeft die vordering behandeld in de openbare raadkamer van 31 maart 2008.
In de bestreden, als tussenbeschikking aangeduide beschikking van 25 april 2008 heeft de Rechtbank de vordering toegewezen voor wat betreft de stukken die op klager betrekking hebben. Daarbij heeft de Rechtbank bepaald dat de beslissing op de vordering voor zover het betreft de voorwerpen waarop het klaagschrift van [betrokkene 1] betrekking heeft, wordt aangehouden totdat op dat klaagschrift is beslist.
Tegen deze beschikking heeft de klager het onderhavige beroep ingesteld.
Het onderzoek is op 8 juli 2008 hervat. Bij beschikking van 14 juli 2008 heeft de Rechtbank op het klaagschrift van [betrokkene 1] beslist alsmede op de vordering voor zover het de resterende voorwerpen betreft. Ten aanzien van twee van bedoelde voorwerpen heeft de Rechtbank de vordering toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de klager geen beroep in cassatie ingesteld.
2.2. De als tussenbeschikking aangeduide beschikking van 25 april 2008 heeft met betrekking tot de daarin aangeduide voorwerpen te gelden als een definitieve beslissing op de vordering van de Officier van Justitie, zodat de klager in het daartegen ingestelde beroep, nu dat tijdig is gedaan, kan worden ontvangen.
3. Slotsom
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep en heeft zich niet uitgelaten over de voorgestelde middelen.
De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld.
Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 27 oktober 2009;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009.