ECLI:NL:HR:2010:BK8958
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep en vereiste bijzondere volmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De verdachte, geboren in 1959, had hoger beroep ingesteld via een gemachtigde, maar het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroep niet was ingesteld op de wijze zoals voorgeschreven in de artikelen 449 en 450 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten onderzoeken of de griffier de verdachte had geïnformeerd over de noodzaak van een bijzondere schriftelijke volmacht. Indien dit niet was gebeurd, zou de niet-ontvankelijkheid van het beroep kunnen voortkomen uit een ambtelijk verzuim, wat zou betekenen dat de verdachte ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn hoger beroep. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat het hoger beroep opnieuw kon worden behandeld.