ECLI:NL:HR:2010:BK6669
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over testamentaire onterving in een Antilliaanse zaak
In deze zaak gaat het om een geschil over de testamentaire onterving van een zoon door zijn vader, die overleed op Sint Maarten. De zoon, wonende in de Verenigde Staten, heeft in 2005 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin hij verzocht om te verklaren dat hij de wettelijk erfgenaam is van zijn overleden vader, [betrokkene 1]. Daarnaast vroeg hij om de notariële akte van 26 augustus 2000 gedeeltelijk ongeldig te verklaren en om de kleinkinderen te veroordelen tot medewerking aan de verbetering van deze akte, op straffe van een dwangsom. Het gerecht in eerste aanleg heeft op 20 juni 2006 de vorderingen van de zoon afgewezen. Hierop heeft de zoon hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 1 februari 2008 het vonnis van het gerecht heeft bevestigd. Tegen dit vonnis heeft de zoon cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de zoon verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de kleinkinderen op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.