ECLI:NL:HR:2010:BK6669

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01834
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over testamentaire onterving in een Antilliaanse zaak

In deze zaak gaat het om een geschil over de testamentaire onterving van een zoon door zijn vader, die overleed op Sint Maarten. De zoon, wonende in de Verenigde Staten, heeft in 2005 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin hij verzocht om te verklaren dat hij de wettelijk erfgenaam is van zijn overleden vader, [betrokkene 1]. Daarnaast vroeg hij om de notariële akte van 26 augustus 2000 gedeeltelijk ongeldig te verklaren en om de kleinkinderen te veroordelen tot medewerking aan de verbetering van deze akte, op straffe van een dwangsom. Het gerecht in eerste aanleg heeft op 20 juni 2006 de vorderingen van de zoon afgewezen. Hierop heeft de zoon hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 1 februari 2008 het vonnis van het gerecht heeft bevestigd. Tegen dit vonnis heeft de zoon cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de zoon verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de kleinkinderen op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

12 februari 2010
Eerste Kamer
08/01834
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
allen wonende op Sint Maarten,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de zoon en de kleinkinderen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 mei 2005 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, ingekomen verzoekschrift heeft de zoon zich gewend tot dat gerecht en verzocht, kort gezegd:
- voor recht te verklaren dat de zoon de wettelijk erfgenaam is van wijlen [betrokkene 1] en derhalve gerechtigd is tot diens nalatenschap;
- de notariële akte van 26 augustus 2000 gedeeltelijk ongeldig te verklaren en te bepalen dat het aan erflater toebehorende gedeelte van het onroerende goed aan de zoon toekomt;
- de kleinkinderen te veroordelen mee te werken aan de verbetering van deze akte op verbeurte van een direct aan de zoon opeisbare dwangsom.
De kleinkinderen hebben de vorderingen bestreden.
Na mondelinge behandeling heeft het gerecht bij vonnis van 20 juni 2006 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de zoon hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij vonnis van 1 februari 2008 heeft het hof het vonnis van het gerecht bevestigd.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof heeft de zoon beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de kleinkinderen is verstek verleend.
De zaak is voor de zoon toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de zoon in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de kleinkinderen begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 februari 2010.