ECLI:NL:OGHACMB:2012:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
AR 127/05 – H 238/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herroeping in civiele zaak met betrekking tot verblijfplaats

In deze zaak heeft [K], wonend in Sint Maarten, een verzoek tot herroeping ingediend van een eerder eindvonnis van het Hof van 1 februari 2008. Dit eindvonnis was in kracht van gewijsde gegaan na een eerdere afwijzing door de Hoge Raad op 12 februari 2010. Het verzoekschrift tot herroeping werd ingediend op 9 februari 2011, waarbij [K] aanvoerde dat de erflater ten tijde van zijn overlijden niet in New York, maar in Sint Maarten zijn gewone verblijfplaats had. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. G.C. Richardson-Nicolaas, hebben aangedrongen op een beslissing door het Hof, en de griffier heeft [K] verzocht om betaling van griffierecht, wat op 25 oktober 2012 is voldaan.

Het Hof heeft de gronden van het verzoek tot herroeping beoordeeld en vastgesteld dat de door [K] aangevoerde redenen niet voldoen aan de wettelijke vereisten voor herroeping zoals vastgelegd in artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Hof concludeert dat er geen sprake is van bedrog, valsheid van stukken, of het verkrijgen van nieuwe beslissende stukken die door de wederpartij waren achtergehouden. Bovendien is het Hof van mening dat de inschrijving in de basisadministratie van Sint Maarten niet automatisch betekent dat de erflater zijn gewone verblijfplaats daar had. De inschrijving is slechts één van de factoren die in overweging moeten worden genomen bij het vaststellen van de gewone verblijfplaats.

Uiteindelijk heeft het Hof de vordering tot herroeping afgewezen en [K] veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de gedaagden, die tot op heden op nihil zijn begroot. De uitspraak vond plaats op 14 december 2012 in Sint Maarten, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer AR 127/05 – H 238/07
Uitspraak: 14 december 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
vonnis in de herroepingszaak van:
[K],
wonend in Sint Maarten, te dezer zake domicilie gekozen hebbend ten kantore van zijn gemachtigde,
hierna te noemen: [K],
oorspronkelijk eiser en appellant, thans eiser in de herroepingszaak,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
2. [sub 2],
3. [sub 3],
allen wonend in Sint Maarten,
hierna te noemen: [gedaagden],
oorspronkelijk gedaagden en geïntimeerden, thans gedaagden in de herroepingszaak,
gemachtigde: mr. G.C. Richardson-Nicolaas.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift tot herroeping, ingekomen op 9 februari 2011, met producties, heeft [K] herroeping gevorderd van het eindvonnis van het Hof van 1 februari 2008 (AR 127/05 – H 238/07), dat in kracht van gewijsde is gegaan doordat op 12 februari 2010 de Hoge Raad het door [K] ingestelde beroep in cassatie heeft verworpen (LJN: BK6669).
1.2.
Bij brief van 22 maart 2012 aan de President van het Hof heeft [K] gereclameerd ten aanzien van het gebrek aan voortgang van de zaak.
1.3.
Bij brief van 21 augustus 2012 hebben [gedaagden] aangedrongen op een beslissing door het Hof.
1.4.
Bij e-mail van 6 september 2012 heeft de griffier van het Hof betaling van griffierecht door [K] gevorderd en daarvoor hem de tijd gegeven tot 31 oktober 2012.
1.5.
Op 25 oktober 2012 is door [K] griffierecht betaald.
1.6.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De gronden

De gronden van het verzoek tot herroeping blijken uit het verzoekschrift tot herroeping, waarvan de inhoud geldt als hier ingelast.

3.Beoordeling

3.1.
Uit de brief van [gedaagden] van 21 augustus 2012, met als bijlage het verzoekschrift tot herroeping, waarin zij aandringen op vonnis, leidt het Hof af dat zij geen conclusie van antwoord wensen te nemen.
3.2. [
[K] heeft bij zijn verzoekschrift tot herroeping een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van Sint Maarten overgelegd (productie 4), waaruit blijkt dat de erflater op 19 januari 1994 zich heeft laten inschrijven in Sint Maarten. Hieruit zou volgens [K] blijken dat – anders dan is aangenomen in het Hofvonnis van 1 februari 2008 (rov. 3.3) – de erflater ten tijde van zijn overlijden niet in New York, maar in Sint Maarten zijn gewone verblijfplaats had.
3.3.
Artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) luidt:
‘Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd,
b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of
c. de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.’
3.4.
Dat een van deze gronden zich voordoen staat niet vast en is door [K] ook niet gesteld. De vordering moet daarom worden afgewezen.
3.5.
Hier komt bij dat een inschrijving in de basisadministratie van Sint Maarten niet doet vaststaan dat betrokkene in Sint Maarten zijn gewone verblijfplaats heeft (vergelijk, wat betreft een verplaatsing van woonplaats in de zin van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1:11 lid 2 BW). Gewone verblijfplaats als conflictenrechtelijke aanknopingsfactor moet de verbinding leggen tussen de persoon en het rechtsstelsel van het land waarmee die persoon feitelijk nauw en met enige duurzaamheid verbonden is. Met alle feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak moet worden rekening gehouden. De inschrijving is daarbij één van de in aanmerking te nemen factoren, nog daargelaten dat de inschrijving in Sint Maarten ten onrechte kan zijn geschied of gehandhaafd.
3.6.
Overigens is niet juist, zoals in het verzoekschrift gesteld, dat in hoger beroep [K] steevast beweerd heeft dat het (toenmalige) Nederlands-Antilliaanse recht van toepassing is. [K] heeft juist uitdrukkelijk gesteld dat hij ‘geen bezwaar (heeft) tegen de toepassing van het recht van de Staat New York’ (memorie van grieven, toelichting op grief 6). Tegen de vaststelling door het GEA (r.o. 2 onder b en d) dat de erflater ten tijde van zijn overlijden woonplaats had in New York en dat hij, toen hij op 30 oktober 1999 op Sint Maarten overleed, daar verbleef voor vakantie, is [K] niet opgekomen in hoger beroep. Het rechtsmiddel van herroeping dient niet tot herstel van eigen verzuim.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen. [K] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof wijst de vordering tot herroeping af en veroordeelt [K] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagden] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, J.P. de Haan en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 14 december 2012 in Sint Maarten uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.