ECLI:NL:HR:2010:BK6166

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01683
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over doodslag en overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van doodslag op een persoon genaamd [slachtoffer] op 1 januari 2006. De tenlastelegging was in eerste aanleg gewijzigd, waarbij de verdachte werd beschuldigd van opzettelijke doodslag met voorbedachten rade. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde doodslag, maar had hem wel schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde doodslag. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de gewijzigde tenlastelegging correct had toegepast, maar dat er een misslag was in de verwijzing naar de oorspronkelijke tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verlaagde deze naar twaalf jaren en zes maanden. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de straf. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de tenlastelegging en de waarborging van de redelijke termijn in strafprocedures.

Uitspraak

2 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/01683
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 maart 2008, nummer 22/003100-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Rijnmond, locatie Rijnmond" te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging, tot verlaging van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
2.2. Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 01 januari 2006 (in een woning gelegen aan de [a-straat 1]) te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en aldan niet met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal,
- met een vuurwapen beschoten en/of
- (in het bovenlichaam) gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard en/of lang en/of smal voorwerp,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden."
2.3. Ter terechtzitting in eerste aanleg is de tenlastelegging op vordering van de Officier van Justitie gewijzigd, in dier voege dat aan de verdachte werd tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 1 januari 2006 (in een woning gelegen aan de [a-straat 1]) te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een vuurwapen beschoten en/of
- (in het bovenlichaam) gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard en/of lang en/of smal voorwerp,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2006 (in een woning gelegen aan de [a-straat 1]) te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een vuurwapen beschoten en/of
- (in het bovenlichaam) gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard en/of lang en/of smal voorwerp,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (een poging tot) diefstal en/of afpersing en/of oplichting (in vereniging), althans enig misdrijf, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2006 (in een woning gelegen aan de [a-straat 1]) te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met een vuurwapen beschoten en/of
- (in het bovenlichaam) gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig en/of hard en/of lang en/of smal voorwerp,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden."
2.4.1. Het bestreden arrest houdt onder het hoofd "tenlastelegging" het volgende in:
"Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd."
2.4.2. Voorts houdt het arrest in:
"Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair impliciet primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 01 januari 2006 (in een woning gelegen aan de [a-straat 1]) te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven hebben beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk [slachtoffer]
- met een vuurwapen beschoten en
- in het bovenlichaam gestoken met een mes, althans met een scherp en/of puntig en/of hard en/of lang en/of smal voorwerp,
tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
(...)"
2.5. In de in eerste aanleg gewijzigde tenlastelegging is aan de verdachte onder "meer subsidiair" doodslag tenlastegelegd in dezelfde bewoordingen als waarin dat verwijt is vervat in de oorspronkelijke tenlastelegging.
Blijkens hetgeen hiervoor onder 2.4.1 uit het bestreden arrest is weergegeven heeft het Hof de tenlastelegging zoals die in eerste aanleg is gewijzigd in aanmerking genomen.
Het moet er daarom voor worden gehouden dat het Hof op de grondslag van die gewijzigde tenlastelegging heeft beslist en dat de verwijzing in het dictum van zijn arrest naar de onderdelen van de oorspronkelijke tenlastelegging op een misslag berust.
De bestreden uitspraak moet daarom aldus worden verstaan dat het Hof het in die gewijzigde tenlastelegging als meer subsidiair tenlastegelegde feit (doodslag) heeft bewezenverklaard, en dat het de verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen hem in die gewijzigde tenlastelegging meer of anders is tenlastegelegd.
2.6. Aan het middel komt daarmee de feitelijke grondslag te ontvallen, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertien jaren.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vemietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twaalf jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 maart 2010.