ECLI:NL:HR:2010:BK3532
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage. Het beroep in cassatie was ingesteld door de veroordeelde, die gedetineerd was in de Penitentiaire Open Inrichting 'Nederhof' te Middelburg. De zaak betrof een verzoek van de Minister van Justitie van Spanje tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing. De veroordeelde had op 27 oktober 2008 beroep in cassatie ingesteld, maar de stukken waren pas op 24 juli 2009 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dit leidde tot de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, en tot vermindering van die straf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn inderdaad was overschreden en dat dit aanleiding gaf tot strafvermindering. De opgelegde gevangenisstraf werd verminderd tot vijf jaren en elf maanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en vernietigt de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.