ECLI:NL:HR:2010:BJ8617
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie met betrekking tot de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 6 augustus 2007 was gewezen. De verdachte, geboren in 1939, had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.G. Doornbos, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en heeft verzocht om verlaging van deze straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot 23 maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf met 24 maanden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat, aangezien geen van de middelen tot cassatie kon leiden en er geen andere gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak, de beslissing als volgt moest worden genomen. Het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.