ECLI:NL:HR:2010:BJ8617

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12311
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie met betrekking tot de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 6 augustus 2007 was gewezen. De verdachte, geboren in 1939, had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.G. Doornbos, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en heeft verzocht om verlaging van deze straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot 23 maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf met 24 maanden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat, aangezien geen van de middelen tot cassatie kon leiden en er geen andere gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak, de beslissing als volgt moest worden genomen. Het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

5 januari 2010
Strafkamer
nr. S 07/12311
KM/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2007, nummer 21/006626-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, tot verlaging daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 23 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 5 januari 2010.