ECLI:NL:HR:2010:BJ3722
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtmatigheid van conservatoir beslag en proportionaliteit in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot conservatoir beslag op banktegoeden. De klaagster, vertegenwoordigd door advocaten J.T.C. Leliveld en J.S. Spijkerman, had bezwaar gemaakt tegen de rechtmatigheid van de inbeslagneming van haar bankrekeningen, die was gelegd in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO). De Rechtbank had eerder het bezwaarschrift van de klaagster ongegrond verklaard, waarna de klaagster in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank bij de beoordeling van het beklag had moeten toetsen of er een redelijke verhouding bestond tussen de waarde van de inbeslaggenomen voorwerpen en de mogelijke hoogte van de betalingsverplichting. De Hoge Raad bevestigde dat de Rechtbank haar beslissing ook mocht baseren op mededelingen van de Rechter-Commissaris en de Officier van Justitie, en dat er geen rechtsregel was die dit in de weg stond. De Hoge Raad concludeerde dat het beslag rechtmatig was gelegd en dat het belang van de strafvordering zich verzette tegen opheffing van het beslag.
De Hoge Raad verwierp de middelen van cassatie van de klaagster en bevestigde de beslissing van de Rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van proportionaliteit bij de beoordeling van conservatoir beslag en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van de verdediging in het strafproces.