ECLI:NL:HR:2010:BH0561
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over extra dotatie aan oudedagsreserve bij terugkeer van onderneming
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 juni 2008, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar gehandhaafd, maar de Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij belanghebbende incidenteel hoger beroep instelde. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en bevestigde die van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitleg van het Hof van artikel 3.69, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 onjuist is. Het betreft hier een negatieve uitgave die verband houdt met een lijfrente in het kader van de afname van een oudedagsreserve. De Hoge Raad stelt vast dat de omstandigheid dat een oudedagsreserve niet kan toenemen door oprenting, niet van invloed is op de strekking van de faciliteit die bedoeld is voor negatieve uitgaven die door oprenting kunnen toenemen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en kosten van rechtsbijstand aan de zijde van belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de terugkeerfaciliteit en de mogelijkheden voor belastingplichtigen om extra dotaties aan hun oudedagsreserve te doen. De zaak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige interpretatie van belastingwetgeving en de gevolgen van juridische uitspraken voor belastingplichtigen.