ECLI:NL:GHARN:2008:BD5674
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.B.H. Röben
- D.V.E.M. Van der Wiel-Rammeloo
- N.E. Haas
- Rechtspraak.nl
Extra toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve bij geruisloze terugkeer uit BV
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de extra toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve van belanghebbende, die zijn tandartsenpraktijk had ingebracht in een besloten vennootschap (BV). De Inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2001, waarbij hij een bedrag van € 69.200 als extra toevoeging aan de oudedagsreserve had aangegeven. De Inspecteur stond echter slechts een toevoeging van € 54.690 toe, wat leidde tot een geschil over de interpretatie van artikel 3.69 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Belanghebbende stelde dat de wet hem toestond om het volledige bedrag van de lijfrenteverplichting, inclusief de oprenting van € 14.510, toe te voegen aan de oudedagsreserve. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de extra toevoeging beperkt was tot het bedrag dat bij de inbreng van de onderneming in de BV was toegestaan. Het Hof oordeelde dat de tekst van de wet niet toestond dat de oprenting werd meegerekend bij de extra toevoeging aan de oudedagsreserve. Het Hof concludeerde dat de wetgever niet de bedoeling had om een extra toevoeging toe te staan voor het deel van de lijfrente dat was gevormd door oprenting.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waardoor belanghebbende niet in het gelijk werd gesteld. De kostenveroordeling en schadevergoeding die belanghebbende had verzocht, werden afgewezen. De beslissing van het Hof kan door beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.